fransch scheikundige, 1817—84, werd in 1843 benoemd tot directeur der scheikundige afdeeling aan de geneeskundige faculteit, eerst aan de hoogeschool te Straatsburg, later aan de universiteit te Parijs en was daarna hoogl. in de organische scheikunde. In 1856 werd hij tot lid der „Académie de médecine”, in 1867 tot lid der „Académie des sciences” en in 1881 tot senator voor het leven gekozen.
Hij schreef een groot aantal werken, van welke wij hier vermelden: Leçons élémentaires de chimie moderne (1866—68); Dictionnaire de chimie pure et appliquée (1868, met supplement 1880—86); La théorie atomique (1878); Traité de chimie biologique (1884).