Gepubliceerd op 20-01-2021

Cassius

betekenis & definitie

(Cassia gens) Een der oudste en aanzienlijkste romeinsche geslachten, oorspronkelijk patricisch; vele leden onderscheidden zich als staatslieden, krijgslieden, enz.; de voornaamste zijn.

1) Spurius C. Vecellinus, een der oudste en belangrijkste werkelijk historische verschijningen in de romeinsche geschiedenis; hij was driemaal consul (502, 493 en 486 v. Chr.); in 502 overwon hij de Sabijnen; in 501 werd hij magister equitum; in 493 sloot hij een verbond met de Latijnen. In 486 stelde hij de eerste akkerwet voor, volgens welke de ager publicus (zie Agrarische wet), door de patriciërs in bezit genomen, onder de burgers, de Latijnen en Hernicers zou worden verdeeld. Het volgend jaar schijnt hij door het volk omgebracht te zijn.
2) Quintus C. Longinus, voerde in 167 Perseus, koning van Macedonië, gevankelijk naar Alba en stierf in 164 v. Chr. als consul.
3) C. Longinus, in 111 v. Chr. praetor, waarborgde met zijn woord Jugurtha bij zijn verblijf te Rome persoonlijke veiligheid; hij sneuvelde (107) in een slag tegen de Tigurijnen;
4) L. Cassius Longinus Ravilla gaf in ’t jaar 137 gedurende zijn tribunaat eene wet, lex tabellaria, waarbij de stemtafeltjes ingevoerd werden, waardoor hij zich bij de nobilos gehaat maakte Als censor, 125 v. Chr., was hij niet minder streng dan als rechter, doch volgens Cicero met rechtvaardigheid en wijsheid. Evenzoo gedroeg hii zich bij de veroordeeling van verscheiden vestaalsche maagden, 113 v. Chr.; zijn zoon.
5) L Cassius Longinus, was een tegenstander optimaten, waartegen hij als tribuun zich met kracht verzette. Volgens zijne wetten mocht geen door het volk veroordeelde of afgezette ambtenaar senator wezen.
6) C. Cassius Longinus, decemvir in 't jaar 173 v. Chr., vervolgens consul in 171, trok naar Maccedonië en werd in zijne afwezigheid door gezanten der volksstammen langs de Adriatische zee wegens zijne plunderingen on rooverijen aangeklaagd, doch zoo bet schijnt zonder gevolg. In ’t jaar 154 was hij censor en stelde later tegen den grijzen Cato eene klacht in;
7) C Cassius Longinus Varus, consul in ’t jaar 73, liet tengevolge eener door hem en zijn ambtgenoot Terrentius Varro voorgesteldo wet (lex Terentia Cassia) koren ter verdeeling onder het volk opkoopen In den oorlog tegen Spartacus won hij geene lauweren, daar hij als proconsul door deze bij Mutina geslagen werd. Na den dood van Caesar viel hij als slachtoffer van de op last van Octavius en Antonius gepleegde moordtooneelcn te Miniturnae.
8) Gajus Cassius Longinus, een der moordenaars van Julius Cesar, was quaestor onder Crassus en nam deel aan den veldtocht tegen de Parthen (53 v. C.l waarin hij nadat zijne waarschuwingen door Crassus in den wind geslagen waren, den terugtocht van de overblijfsels van het leger beschermde. Bij Carrae ontkwam hij uit den slag gelukkig naar Syrië, welke provincie hij met moed en beleid tegen de aanvallen der Parthen verdedigde. In ’t jaar 51 sloeg hij de Parthen volkomen in de nabijheid van Antiochië. In ’tjaar 49 sloot hij zich als volkstribuun bij Pompejus aan, over wiens vloot hij het bevel kreeg en waarmede hij die van Caesar op de kust van Sicilië versloeg; bij Pharsalus vocht hij mede, doch gaf zich eenigen tijd later aan Caesar over, die kern tot legant benoemde. In de volgende jaren schijnt hij wel aan den oorlog tegen Pharnaces deel genomen te hebben, doch ook spoedig naar Rome teruggekeerd te zijn. waar hij met Cicero vrienschappelijken omgang had; van daar ging hij naar Brundusium, om den verderen loop der gebeurtenissen af te wachten, doch bleef echter met Cicero in briefwisseling. Hoeveel verkleefdheid hij ook toonde, Caesar vertrouwde hem toch niet, zoodat hij bij M. Brutus, b. v. in de praetuur, moest achterstaan, waardoor allengs bij Cassius een afkeer jegens Caesar en zijn eerzuchtige plannen ontstond. Zoo ontkiemde in hem de gedachte eener samenzwering tegen Caesar, waaraan ook Brutus deel nam. Nadat zij nog een tal van republikeinsch-gezinde mannen gewonnen hadden, brachten zij in een zitting van den senaat op de Idus van Maart van ’t jaar 44 hun aanslag ten uitvoer door Caesar te vermoorden. de senaat schonk aan de saamgezworenen, die terstond op het kapitool gevlucht waren, vergiffenis, doch Antonius hitste het volk tegen hen op en verscheiden van hen namen de vlucht. Cassius en Brutus verlieten Rome eerst later, verloren hunne provinciën Syrië en Macedonië en kregen daarvoor Cyrene en Creta (twee onbeduidende besturen), alsmede het bevel om koren voor het volk op te koopen. Daar beiden zich in Italië niet veilig geloofden, legden zij hun praetorschap neder. Beiden begaven zich naar Syrië. Cassius bracht de legioenen die in Syrië en andere landen van Azië stonden op zijne zijde, waarop na de nederlaag van Antonius bij Mutina de senaat Cassius in de provincie Syrië bevestigde. Hij versloeg zijn tegenstander Dolabella, aan wien de senaat kort te voren de aan Cassius ontnomen provincie had toegestaan, in en bij Laodicea. Toen vervolgens Antonius, Octavius en Lepidus het bekende driemansbhap gesloten hadden vereenigden Brutus en Cassius zich tegen hen tot redding van de republiek. Na Rhodus getuchtigd en in Azië belastingen ingevorderd te hebben, trok Cassius naar Sardes waar hij zich met Brutus vereenigde. Beiden trokken nu over den Hellespont naar Macedonië, legerden zich bij Philippi, en wachtten hier op een gunstig gelegen terrein het leger der driemannen af. Daar Antonius zijn leger in het uitgemergelde land niet onderhouden kon, greep hij de vijandelijke legerplaats aan. Brutus, die aan den eenen vleugel het bevel voerde, overwon wel, doch Cassius die door Antonius uit zijne stelling verdrongen werd, gaf alle hoop op en liet zich door een zijner bedienden dooden Brutus liet zijn lijk op Thasus begraven.
9) Quintus Cassius Longinus, broeder des vorigen, aanhanger van Caesar, onder w'ien hij eerst (48) in Thessalië diende, doch vanwaar hij zich naar Griekenland begaf en geen deel nam aan den slag bij Pharsalus. In ’t jaar 44 werd hij volkstribuun en verzette zich tegen de plannen van Antonius, die zich wreekte door hem uit den senaat te stooten. Toen Antonius zich met Octavianus verzoend had, verliet Cassius Rome en ging naar Azië; zijn zoon.
10) . L. Cassius Longinus vocht onder zijn oom Cajus Cassius (egen Dolabella en sneuvelde bij Philippi.
11) Q. Cassius Longius, trouwe aanhanger van Caesars moordenaar, een man van een hardvochtig en hebzuchtig karakter. Als zoodanig had hij zich reeds in ’t jaar 54 als praetor in Spanje door onderdrukking der inwoners zeer gehaat gemaakt. Als tribuun zette hij het doorlezen van Caesars brief in den senaat door, doch moest spoedig naar Caesar de wijk nemen, die hem weer n.aar Spanje zond, waar zijne hebzucht een opstand te weeg bracht, die met bloedige gestrengheid onderdrukt werd. Doch verscheiden legioenen werden tegen hem oproerig, waarbij de quaestor Marcellus zich aansloot. Cassius werd bij Corduba ingesloten, kreeg echter hulp van Bogudes van Mauritanië en verschafte zich een vrijen aftocht. Thans dacht hij er slechts aan om zijne bijeengeschraapte rijkdommen te redden, hij scheepte zich in, verliet Spanje, doch leed in een hevigon storm aan den mond van den Iberus schipbreuk, waarbij hij omkwam.
12) L. Cassius Longinus, mededinger van Cicero naar het consulaat (63), daarna aanhanger van Catilina, die met de Allobrogen onderhandelde. Na de ontdekking der samenzwering verliet hij Rome, dat hij in brand had willen steken.
13) Cassius Parmensis, nam deel aan het vermoorden van Caesar, voerde het bevel over de vloot van Cassius op de kust van Azië (43), begaf zich na den slag bij Philippi naar Sicilië en vereenigde zich daar met den jongen Pompejus. In ’t jaar 36 ging hij tot de partij van Antonius over, aan wiens zijde hij bij Actium streed. Na den slag liet Augnstus hem ter dood brengen. Hij was ook dichter, schreef brieven en epigrammen, doch maakte vooral naam door eenige treurspelen.
14) Gajus Cassius Longinus, bestuurde Syrië onder Claudius (50 n. C.), werd door Nero, die het niet dulden kon dat hij den moordenaar van Caesar onder zijne voorvaders telde, verbannen, doch door Vespasianus teruggeroepen. Als rechtsgeleerde stond hij in groot aanzien en stichtte een eigen school, de Jassiani. Yan zijne schriften is weinig over
15) Avidius Cassius, volgens sommigen uit het geslacht der Cassii, volgens anderen een Syriër, maakte de oorlogen van Marcus Aurelius mede veroverde onder Verus de hoofdsteden der Parthen, Ctesiphon en Seleucia, en sloeg vervolgens de Sarmaten ten N. van den Donau. Daarna voerde hij het bevel in Syrië en Armenië, bedwong een opstand in Egypte en liet zich toen (172 n. C.) door zijne soldaten tot keizer uitroepen; zijne veldheersbekwaamheden, die hij in vele oorlogen had ten toon gespreid, beloofden aan zijne onderneming een gunstigen uitslag. Reeds had hij in weinige maanden geheel Voor-Azië ten onder gebracht, toen hij vermoord werd.
16) L Cassius Hemina, leefde omstreeks 146 v. Chr en schreef annalen, waarvan eenige zijn bewaard gebleven.
17) T. Cassius Severus, redenaar, leefde, onder Augustus, bracht meer vrije beweging

in de welsprekendheid, hetgeen deer anderen nagevolgd werd en stond onder zijne tijdgenooten als redenaar hoog aangeschreven.

< >