enz. Letters of Junius, een der merkwaardiste verschijnselen in de politieke literatuur der Engelschen; zijn verschenen, onder den schuilnaam Junius, in het blad de „Public Advertiser”, van 21 Jan. 1769 tot 12 Mei 1772, en werden later herhaaldelijk bijeenverzameld uitgegeven (laatstelijk te Londen, 1873); de verschillende uitgaven bevatten ook de vermoedens omtrent de herkomst dezer brieven.
Zij bevatten heftige aanvallen tegen leden van het kabinet en van andere staats- en rechterlijke collegies, tegen het parlement, ook tegen den koning, en zijn met talent, kennis van zaken en welsprekendheid geschreven. Aangaande den naam des schrijvers, die ongetwijfeld tot de beste Engelsche prozaschrijvers behoord heeft, zijn allerlei vermoedens geopperd. Macaulay in de Edinburgh Beview (1841) en Dwarris, Some new facts as to the authorship of the Letters of J. (1850), houden Sir Phil. Francis (1740—1818), ambtenaar bij het ministerie van oorlog en later lid van den regeeringsraad in Bengalen; John Jaques, Hist. of J. and his works (1842) den uit den zevenjarigen oorlog bekenden lord George Sackville; anderen den philoloog Horne-Tooke, of ook lord Chesterfield, William Burke enz. voor den schrijver. Het auteurschap van genoemde Francis wordt sedert de onderzoekingen en vergelijking van handschriften door Twistleton, niet meer bestreden. Ook Keary (Francis Letters, 2 dln. Lond. 1901) houdt Francis voor den schrijver.