Gepubliceerd op 20-01-2021

Borassus

betekenis & definitie

L. Plantengeslacht van de fam. der Palmen, met slechts eene soort, B. ftabelliformis, de Lontarboom, die in tropisch Afrika thuisbehoort en over geheel tropisch Azië algemeen gekweekt wordt; het is een 10—20 meter hooge boom, met groote waaiervormige bladeren en vruchten ter grootte van een kinderhoofd; zij is vuorOost-Indiü bijna van evenveel belang als de dadelpalm voor Afrika en Arabië: van den stam worden stijlen voor woningen en vloerlatten gemaakt: de bladeren!ron-tal) dienen tot dakbedekking, voor het vlechten van hoeden en matten, tot papier, tot waterscheppers enz.: van de bladstelen wordt touw gedraaid: de vruchten bevatten een geelachtig, eetbaar vleesch, dat rauw en toebereid gebruikt wordt; de bloemkol ven zijn uitermate saprijk en vloeien a. bloem, b. bloem- Keurig, vooral op het einde van den drogen moeson, minder tijdens den regentijd, om weer met het ophouden der regens toe te nemen; het uitvloeiende wijnachtig vocht wordt in bamboeskokers opgevangen en vormt een dagelijkschen drank, waaruit ook sagoeweer (zie Palmwijn) wordt bereid en die bij koking bruine of lontarsuiker en bij gisting azijn levert.

< >