of bloeddauw. Deze naam geeft men aan roode zelfstandigheden, die in den vorm van droppels werkelijk uit den dampkring neerslaan of waarvan dit wordt aangenomen.
Verschijnselen van dezen aard worden reeds bij oude schrijvers opgeteekend gevonden en hebben dikwijls allerlei bijgeloovige meeningen doen ontstaan. Ehrenberg heeft zorgvuldig alle gevallen waarin van B. werd gesproken, opgezameld en kritisch bewerkt en de resultaten daarvan in Poggendorffs Annalen (dl. 18) openbaar gemaakt. Nadere onderzoekingen hebben geleerd, dat de B. of wat daarvoor doorgaat, zijn oorsprong aan verschillende oorzaken dankt. In vele gevallen schijnt aan door de lucht meegevoerde roode aarde, die zich met den atmospherischen neerslag vermengt, de roode kleur te moeten worden toegoschreven. Ook heeft men waargenomen, dat bijen bij bet eerste uitvliegen in het voorjaar, vooral na oen ruwen winter, en vlinders bij bun eerste vlucht na het vrijwordon uit de pop, meerdere droppels van een roode vloeistof laten vallen, wier hoeveelheid dikwijls betrekkelijk zeer groot is. Dikwijls berust de roode kleur van regen on sneeuw in de Alpen en de poolstreken op de aanwezigheid van kleine, eencellige Algen uit de familie der Volvocineeün, wier celinhoud behalve bladgroen ook een roode kleurstof bevat, hetgeen het geval is bij soorten van het geslacht Lhlamytlococcus (vroeger Protococcus geheeten), waaronder men nog onderscheidt maakt tusschen de algensoort van den bloedregen, Chlamydococcus pluvialis A.
Bit. en die van de bloedsneeuw of roode sneeuw, Chlamydococcus nivalis A. Br.; anderen houden beide soorten voor identisch. Ühl. nivalis' ontwikkelt zich op de oppervlakte van sneeuw en vormt, wanneer zij in groote massa optreedt, bloodroode vlekken.