Gepubliceerd op 20-01-2021

Blauw

betekenis & definitie

De kleur die in het prismatische kleurenspectrum tusschen groen en violet ligt; dit met don naam B aangeduide deel van het spectrum vormt een reeks in elkander loopende tinten, die in de richting van het violet steeds donkerder worden; het donkerste deel van het blauw wordt in het spectrum meest met den naam indigo aangeduid. Een doorschijnend lichaam vertoont zich blauw wanneer het voornamelijk bkurwe stralen doorlaat, de overige kleurstralen echter opslorpt, absorbeert; ondoorschijnende lichamen doen zich blauw vcor als zij van de opvallende lichtstralen voornamelijk do blauwe terugkaatsen Met het rood vormt het blauw het paars en met het geel het groen.

Het blauw des hemels is vaii den aard der atmosfeer afhankelijk en wordt ten opzichte van zijn sterkte door vergelijking met verbindingen van blauwe verfstoffen met zekere kleurtinten (b. v. van berlijnsch blauw met loodwit) gemeten; deze vergelijking of meting heet cyanometrie.En de symboliek is blauw de kleur der hoop; in vele figuurlijke zegswijzen echter komt het in ongunstige beteekenis voor: een blauwe scheen, blauwe bloempjes (praatjes, onware voorstellingen), blauwe argumenten (zwakke argumenten), iemand een blauwe huik omhangen (iemand beetnemen, in het bijzonder op geslachtelijk gebied — hem hoorndrager maken) enz.

De blauwe kleur die in de techniek aan de zelfstandigheden wordt meegedeeld, laat zich door verschillende stoffen, waaronder organische en anorganische, en met behulp van velerlei hulpmiddelen te voorschijn roepen. De belangrijkste verfstoffen of kleurmaterialen, die in het algemeen met den naam blauw worden aangeduid, zijn het indigoblauw, het Berlijnsch blauw, het bergblauw, het kobaltblauw of smalt, het cocline, het ultramarijn, het campèchehout- en het lakmoesblauw, waarbij zich aansluiten de kunstmatig bereide organische blauwe kleurstoffen, als het anilincblauw, het mcthyleenblauw, het victoriablauw, het alizarine- en het nieuwblauw, het indophenol, do induline enz. De blauwververij leert inzonderheid het blauwverven met de „indigokuip”, in zwavelzuur opgeloste indigo, blauwhout, berlijnsch blauw, ultramarijn en aniline-blauw of andere blauwe teerverfstoffen.

Het blauwverven is het belangrijkste onderdeel der wolververij; als verfstof maakt men hierbij meestal gebruik van indigo, daar deze verfstof de schoonste en meest duurzame kleuren levert; merinos en dergelijke stoffen worden ook wel met blauwhout en zwavelzuur koper geverfd. Het blauwverven van wol met indigo heeft meestal plaats door do stof in een oplossing van witte indigo in een alkalische vloeistof te dompelen en ze daarna aan de lucht bloot te stellen; het vat of de bak, waarin men de oplossing van witte indigo bereidt, heet in de ververij kuip, een benaming die op de indigo-oplossing zelf is overgegaan, zoodat men van indigokuip, blauwkuip en eenvoudig kuip spreekt, als men de daarin aanwezige vloeistof bedoelt; het aanmaken van die vloeistof heet het aanzetten of monteeren van de kuip, de daarin verkregen kleur kuipenblauw, en hot verven op die wijze „verven in de kuip”. Men onderscheidt koude en warme kuipen. De voornaamste kuipen zijn de weede-kuip en de potasch- of sodakuip. De warme kuipen worden ook wel gistingskuipen genoemd, omdat do reductie van de indigo daarin plaats heeft door gisting van organische stoffen. De meest gebruikelijke koude kuip is de vitrioolkuip of gewoonweg „koude kuip”; minder belangrijk zijn do arsenik- of opermentkuip en de tin- of tinoxydulekuip.

De iveedekuip wordt vooral gebruikt voor het verven van strijkwol en laken: van alle kuipen geeft zij de schoonste en duurzaamste kleuren; vóór dat de indigo bekend was, word deze kuip met weede aangezet en had de kuip alleen hieraan haar kleurend vermogen te danken; later is men begonnen de weede gedeeltelijk door indigo te vervangen, om het kleurend vermogen van do kuip te vermeerderen: thans is het hoofddoel van de toevoeging van weedo, minder het ten nutte maken van de daarin aanwezige hoeveelheid indigo, als wel het verwekken van een gisting, waardoor de indigo tot indigowit gereduceerd en opgelost wordt. Om de kuip, die gewoonlijk van ijzer of van koper vervaardigd is, aan te zetten, vult men haar eerst met water en voegt aan 500 liters water 1 kilogram fijngemalen indigo, 131/.; kg. weede, Va kg. krap, Vs kg. zemels en Vs kg. potasch toe : dit mengsel wordt tot 80 a 90° C. verhit en ongeveer 2 uren op die temperatuur gehouden, waarna men er Vs kg. gebrande kalk aan toevoegt, na deze vooraf in kalkmelk te hebben veranderd; men houdt alsdan op met stoken, zoodat de kuip langzamerhand af koelt. Na verloop van eenigen tijd neemt de gisting een aanvang en wordt de indigo gaandeweg gereduceerd en opgelost. Nadat de reductie van de indigo afgeloopen is, is de vloeistof helder geworden en heeft zij een wijngele kleur verkregen. — De potaschkuip levert minder zuivere kleuren dan de weedekuip: zij wordt aangezet met 12 deelen indigo, 8 krap, 8 zemels en 24 potasch: men verwarmt de vloeistof in 't eerst tot 50° en voegt er na verloop van 36 uren nog 12 dln. en na 48 uren nogmaals 12 dln. potasch bij. Na drie dagen heeft de gisting van de krap en van de zemels, alsmede de daaruit voortvloeiende vorming van witte indigo, zulke vorderingen gemaakt, dat de kuip voor ’t verven geschikt is. In deze kuip kan de wol schielijker en vollediger geverfd worden dan in de weedekuip; ook kan zij gemakkelijker bestuurd worden, omdat zij minder onderhevig is aan de zoogenaamde ziekten” der kuipen, d. i omdat zich bij deze kuip minder dikwijls gevallen voordoen, waarin zij voor het gebruik ongeschikt geworden is en op de een of andere wijze weer in een behoorlijken toestand teruggebracht moet worden.

Na verloop van een maand ongeveer moet men haar echter vernieuwen, terwijl de weedekuip verscheidene maanden lang bruikbaar kan blijven. — De vitrioolkuip wordt bereid door indigo met water, zwavelzuur ijzeroxydule en kalk (hetzij kali of natron) te vermengen. De blauwe indigo wordt in dit geval zeer spoedig in witte omgezet (zie Blauwe verfstoffen). Vooral wanneer men zeer schielijk iets verven moet, bewijst de vitrioolkuip uitstekende diensten: men gebruikt haar echter meer tot het verven van katoen en linnen, dan voor wol. In den regel worden de grondstoffen van de vitrioolkuip nagenoeg in de volgende verhouding met elkander vermengd: 1 deel indigo, 3 deelen gekristalliseerd ijzervitriool en 3 deelen ongebluschte kalk, die vóór het gebruik zorgvuldig gebluscht moet worden. Er ontstaat alsdan op den bodem van het vat een bezinksel van kalk en ijzeroxydulehydraat, dat, wanneer de kuip een tijdlang gediend beeft, door do vloeistof heengeroerd wordt en waardoor de blauwe indigo, die door de oxydatie van de witte indigo aan den vloeistofspiegel ontstaan is (bloemen) opnieuw gereduceerd wordt. De opermentkuip en de tinoxydulekuip worden niet voor het verven, maar voor een bijzondere wijze van drukken gebezigd.

De eerstgenoemde wordt bereid door 1 deel indigo en 1 d. potasch in 175 d. water tot kookhitte te verwarmen, er daarna 1 d. versch gebrande kalk (vooraf gebluscht) aan toe te voegen, het mengsel gedurende eenigen tijd te laten koken en er eindelijk 1 d. fijngemalen operment bij te doen. Men verkrijgt dan een oplossing van arsenikzure kali, onderzwaveligzuro kali en witte indigo in verbinding met kali. Deze vloeistof wordt met gom verdikt en vervolgens met een soort van penseel op de stof gestreken (penseelblauw), een der eerst bekende handelwijzen om een stof met indigoblauw te bedrukken. De tinoxydulekuip wordt o. a. bereid door indigo met gekorreld tin en bijtende natron te koken; er ontstaat dan, behalve indigowit, ook tinzure natron.

Om een oplossing van indigo in zwavelzuur te bereiden, die voor het verven van wol geschikt is (Saksisrh blauw) brengt men 1 deel indigo met 4 a 5 deelen Nordhauser zwavelzuur in aanraking: de oplossing wordt ineen ketel met haar twintigvoudig volume zacht water gemengd, doch kan nu, wegens haar groenachtige tint, nog niet voor ’t verven dienen. Men neemt de kleurstof uit het vocht op door het gedurende 24 uur met ongesponnen wol in aanraking te laten: daarna laat men de wol uitlekken en brengt ze in een ketel met water, waaraan een weinig ammonium-, natrium- of kaliumcarbonaat toegevoegd is. Men laat haar in die vloeistof gedurende eenigen tijd koken. De oplossing, die men op deze wijze verkrijgt. (indigo-karmijn of afgetrokken blauw) is uitnemend voor het blauw'verven geschikt. Als wml met deze oplossing blauw' geverfd moet worden, kookt men haar eerst in aluin en brengt haar vervolgens in de blauwe vloeistof. Op de wol wordt dan indigozwavelzure aluinaarde neergeslagen.

Het verven moet altijd plaats hebben bij aanwezigheid van een overmaat van vrij zuur. Het verven met Berlijnsch blauw (kaliblauw) kan op twee verschillende wijzen plaats hebben: 1" Do vezels of de daarvan vervaardigde goederen w'orden in een oplossing van eenijzeroxydzout gedompeld en daarna op zulk een wijze behandeld, dat er ijzeroxydhydraat op de vezels wordt nedergeslagen. Vervolgens dompelt men ze in een oplossing van ferrocyaanwaterstof of, wat op ’t zelfde neerkomt, in een oplossing van ferrocyaankaliurn, waaraan een zekere hoeveelheid van een sterk mineraal zuur (b.v. zwavelzuur) is toegevoegd. — 2° De stof wordt doortrokken met een oplossing van ferro- of ferricyaankaliurn, zwavelzuur en aluin. Daarna wordt do stof aan de gelijktijdige werking van vochtige warmte en van de zuurstof der lucht blootgesteld. De genoemde zuren worden ontleed in blauwzuur, dat ontwijkt, en ferrocyaanijzer, dat op de vezel bevestigd blijft. Het licht oefent een soortgelijke werking uit als lucht en warmte. De genoemde zuren kunnen ook door hunne ammoniumzouten vervangen worden. — Alleen de laatstgenoemde wijze van blauwverven wordt op de wol toegepast.

De wol wordt b. v. eerst in een oplossing van wijnsteen en tinchloride gemordanceerd en vervolgens uitgeverfd in een oplossing van rood en geel bloedloogzont en wijnsteenzuur. De hierbij gebezigde tin verbinding wijzigt de blauwe kleur door daaraan een fraaie purperkleurige tint toe te voegen; liet inordanceeren met wijnsteen verhoogt den gloed van de kleur (bleu de France). Om’wol met blauwhout blauw te verven (houtblauw) bereidt men een verfbad met blauwhout en water, brengt het aan de kook, voegt er aluin, wijnsteen en zwavelzuur koperoxyde aan toe en laat de wol in dit mengsel koken. Na het uitverven wordt de kleur geaviveerd, door de stof in een bad van campécliehout, tinchloruur, aluin en wijnsteen te koken.

Het blauwverven van zijde geschiedt met indigo, met berlijnsch blauw, met blauwhout, ol met anilineblauw. Om de zijde met indigo blauw te verven, maakt men in den regel gebruik van indigokarmijn, zelden van de blauwkuipen. Om de zijde met berlijnsch blauw te verven, dompelt men haar eerst in een mengsel van water, ijzerbijts en tinchloruur, wascht haai’ met water uit, en behandelt haar in een hoete zeepoplossing. Nadat de stof nogmaals uitgewassohen is, wordt zij in een oplossing van forrocyaankalium gedompeld, die met een weinig zoutzuur zuur gemaakt wordt. Do schoonheid dezer kleur wordt zeer verhoogd door de zijde vervolgens aan een bad van water en ammonia te onderwerpen. Het verven van de zijde met anilineblauw geschiedt op zeer eenvoudige wijze; men heeft hierbij namelijk de zijde slechts in een oplossing van de kleurstoffen (in wijngeest, houtgeest, of bij gebruik van het in water oplosbaar anilineblauw, in water) te brengen, en daarin te laten staan, totdat zij de gewenschte kleur heeft aangenomen.

Het katoen wordt blauw geverfd in de koude kuip, niet berlijnsch blauw (chemisch blauw of kaliblauw), met campécliehout en ijzervitriool, (blauwzwart), en met een oplossing van koperoxyde in ammonia, in welke laatste oplossing het een fraaie lichtblauwe kleur krijgt. Linnen wordt op dezelfde wijze ongeveer geverfd als katoen.

< >