nederlandsch taalvorscher en dichter, geb. 1695 te Amsterdam, studeerde in de rechten, bekleedde in zijn geboorteplaats langen tijd het ambt van schepen, en overleed aldaar 24 Sept. 1778. H. schreef behalve in het nederlandsch, ook in het latijn; van zijn werken in ’t nederl. moeten vermeld: Arsaces of ’t edelmoedig verraad (Amst. 1715 en 1743), De triumpherende standvastigheid of verydelde wraakzucht (ald. 1717), Achilles (ald. 1719 en 1742, Leid. 1845), Edipus (Amst. 1720), allen treurspelen in verzen, verder Corneille verdedigd (behelzende een dichtk. onderzoek van het Byverdichtsel van Theseus en Circe in het treurspel van Edipus, Amst. 1720), Hekeldichten, Brieven en Dichtkunst (van Q.
Horatius Flaccus in Nederd. vaarzen overgebragt, Amst. 1737), Heldendichten, brieven van Q. Horatius Flaccus (in Nederd. ondicht, Amst. 1737), Droeven van taal- en dichtk. (op Vondels Herscheppingen van Ovidius, Amst. 1732, 2de dr. door F. van Lelyveld en N. Hinlopen, Leid. 1782—88, 4 dln.; H. gaf de Rymkronyk van Melis Stoke uit (3 dln., Leid. 1772, met aant), alsook De brieven van P. C. Hooft (Amst. 1738) en Privilegiën en handvesten van Texel (1745).