Gepubliceerd op 19-01-2021

Bacteriën

betekenis & definitie

(Bacterium) Plantengeslacht van de Familie der Bacteriaceeën; typische soort Bacterium termo; microscopische, eencellige organismen, van doorgaans ongeveer 0.001 m.m. of nog minder diameter, en zelden meer dan vier maal zoo lang als breed. De cellichamen bestaan uit protoplasma (mycoproteïne), hetwelk bij eenigen chlorophyll (bladgroen) bevat, doch bij het meerendeel der soorten kleurloos is; kernen zijn tot nog toe slechts van weinigen beschreven geworden Het protoplasma is omgeven door een hulsel of huidje van hetwelk zweepharen schijnen uit te gaan, gelijk die bij enkele bewegelijke vormen waargenomen zijn en die ter voortbe weging dienen.

Naar hunne gedaante onderscheidt men 3 typen: ronde (Coccos) cylindrische {Bacillen), en gewonden {Spirillen of Spifocheten) Bacteriën. De vermenigvuldiging geschiedt doordat de celvorm, een zekere grootte bereikt hebbende, zich in twee helften deelt; deze worden of vrij, of blijven in een zekere orde nevens elkander liggen (Bacillen), zoodat draden of groepen ontstaan; zoo onderscheidt men bij den typus Coccos: kettingdraden (Streptococcos), trosvormige groepen (Staphylococcos), groepen van vier (Tetragenus), pakjes vormige groepen (Sarcine) enz.; dikwijls ook blijven verschillende individuen tot koloniën vereenigd of ingehuld in een gelatineuse zelfstandigheid; zulke koloniën heeten Zoögleeën. Gemeenlijk dan wanneer de voedingsbodem waarop de B wassen, uitgeput is en de organismen door gebrek aan voedsel sterven, vormen zij uit hun protoplasma sporen (van het grieksch spóros, het zaad), kleine korrels, die een groote mate van weerstandsvermogen tegen uitwendige invloeden (koude, hitte, droogte) bezitten en die, wanneer het cellichaam zelf gestorven is, in leven blijven en vele jaren voldoende levenskracht behouden om te ontkiemen en nieuwe celgeneraties het aanzijn te geven, zoodra slechts de omstandigheden tot ontwikkeling gunstig zijn. Ontstaan deze sporen binnen in het celorganisme, zoo duidt men de B. aan als endospoor, verandert de geheele cel in een spoor, zoo heeten zij arthrospoor. De B. bevinden zich in de lucht, den grond, het water, in dierlijke organismen enz. Miquel vond in regenwater 35, in Seine-water, boven Parijs 1400, beneden Parijs 3200 bacteriën per kubieke centimeter ; zeelucht werd meermalen geheel bacterievrij bevonden.

Verder onderscheidt men aerobiën en anaerobiën Naarmate de B. op het doode of het levende vegeteeren, onderscheidt men Saprophyten en Parasieten; enkele vormen leven saprophytisch en parasietisch ; de eer$ ten veroorzaken door oxydatie-processen gisting, bederf, verrotting, de tweeden ziekten, besmetting. De verandering van suiker ki alcohol berust op de ontwikkeling van den bacterievorm Saccharomyces, de verandering van alcohol in azijn op de ontwikkeling van Micrococcus(Mycoderma) aceti; (zie Azijnmoer), het zuurworden der melk, of wel de omzetting van melksuiker in melkzuur, wordt veroorzaakt door Bacillus lacticus of de melkbacil; worden tegelijkertijd stinkende gassen ontwikkeld, als bij de werking van Bacillus piogenes foetidus, dan Spreekt men van bromogene B. De ziekten veroorzakende werking der parasietische of zoog. parthogene B. berust op het vóórtbrengen van giftstoffen (ptomaïne, toxine), die het organisme schadelijk zijn; gewoonlijk ontstaan hierbij plaatselijke gezwellen, waarin zich smetstoffen ophoopen, die zich door het geheele organisme kunnen verspreiden; geraken de B. evenwel in het bloed, en vermogen zij zich daarin te ontwikkelen, zoo raken zij door middel van den bloedsomloop door het geheele lichaam verspreid; over het algemeen werkt de bloedvloeistof bacteriedoodend zoolang zij hare vitale eigenschappen behoudt en er ontstaat alsnu eene soort kamp tusschen het organisme en de B.; vermag het eerste de B. te dooden, zoo treedt genezing in; behouden de B. de overhand, zoo gaat het organisme te gronde. Wordt een organisme met verzwakte doch nog werkzame parasietische B, ingeënt, zoo ontwikkelen deze zich wel en doen in een lichten graad den specischen ziektetoestand intreden, dóch geven het organisme tevens een grooter weerstandsvermogen tegen sterkere infectie. Deze inenting werd allereerst door Jenner voor de pokken gevonden; Pasteur en zijn school bearbeidden haar in den nieuwsten tijd.

< >