Romeinsch krijgsoverste, onder de keizers Gratianus en Theodosius; in 379 verleende hij Theodosius zijn hulp in den strijd met de Gothen, in 381 in het tenonderbrengen eerst van de opstandeling Maximus, in Illyrië, en later van de tyrannen die in Gallië waren opgestaan, waarna hij het ; stadhouderschap over Gallië kreeg. Toen Theodosius in 391 naar het Oosten terugkeerde droeg hij de heerschappij over het Westen op aan zijn 20-jarigèn zwager, Valentinianus II, en stelde hem Arbogast ter zijde; Valentinianus werd de afhankelijkheid van den aanmatigenden Frank (A. was waarschijnlijk in Gallië geboren) weldra moede, en geraakte met hem in een hevigen twist en ontsloeg hem ten slotte, waarop A., in tegenwoordighéid van het geheele hof verklaarde, dat hij zijn ambt van Theodosius zelf had verkregen, en dat hij door geen ondergeschikte kon worden ontslagen of afgezet.
Weinige dagen later werd V. dood in zijn bed gevonden (15 Mei 392) en A. begon een opstand, niet kunnende hopen dat Theodosius den moord op V., waarvan Arbogast algemeen werd beschuldigd, ongewroken zou laten, en derhalve wel gedwongen het uiterste te wagen. Daar hij evenwel geloofde als vreemdeling het rijk zelf niet te kunnen aanvaarden, riep hij Eugenius, een der hovelingen van V., die voor een bloot werktuig kon dienen, tot keizer uit. In den hieruit voortvloeienden oorlog (waarin nog eenmaal het Heidendom tegenover het Christendom stond) had een veldslag plaats bij Aquilea; de eerste dag was gunstig voor den heiden Argobast, die den volgenden nacht in vreugde en feestmalen doorbracht; Theodosius echter bad en had een visioen, waarin hem de overwinning beloofd werd; bij het aanbreken van den dag nam hij helm en schild en kruis, ën leverde een nieuwen slag aan Arbogast, die nu geheel en al verslagen werd. Eugenius werd gevangen genomen en onthoofd. A. doodde zichzelven, en de soldaten vereenigden zich met het leger des overwinnaars (394).