Gepubliceerd op 19-01-2021

Apus

betekenis & definitie

Schaeff. (Monoculus L.) Het eenige geslacht met levende vertegenwoordigers van de Schaaldierenfamilie der Apusidae} behoorende tot de orde der Branchiopoda; de weinige soorten onderscheiden zich door het bezit van een breed, zwak gewelfd rugschild, waardoor het geheele voorlichaam is gedekt, en waaruit alleen het pootlooze, in zeven segmenten verdeelde na- achterlijf uitsteekt; dit na-achterlijf eindigt in een plaat met twee zijdelingsche borstels; in de middellijn van het rugschild staan de twee groote, ongesteelde oogen, zeer dicht bij elkaar; de korte draadvormige voorsprieten zijn uit twee leedjes saamgesteld; er zijn 60 paar kieuwpooten aanwezig, waarvan liet voorste paar het grootste is en drie gelede aanhangsels heeft; aan het elfde pootenpaar bij de wijfjes bevinden zich inplaats van kieuwen, twee van rondachtige kleppen voorziene broedzakken, tot het opnemen en bewaren van de eieren; daarachter openen zich de organen der voortteling; uit de eieren komen larven met twee paren groote roeipooten, die overeenkomen met de zeer rudimentaire voorsprieten der volwassen individuen. Het voedsel dezer dieren bestaat uit kleine waterdiertjes, kikvorschiarven, enz.

De mannetjes zijn kleiner, smaller en platter dan de wijfjes. De soorten leven in stilstaande wateren, ook in Nederland, Gelderland; de europeesche soorten zijn Apus productus (Lepidurus productus Leach) en A. cancriformis; A. dispar leeft in Afrika, A. longicauda in Amerika. De weinige soorten van dit dierentype schijnen de laatste verteenwoordigers te zijn van een groep, die in et palaezoïsche tijdvak en in het begin der secundaire periode aanmerkelijk rijker was aan vormen. De bekende fossiele soorten zijn vereenigd in de geslachten Apudites (bonten zandsteen), Aspidocaris Reuss (trias), Argus Scoul., Dithyrocaris Scoul. (steenkooltijdvak), Discinocaris Woodw., Ceratiocaris M’Coy, Peltocaris Salt., (silurische en devonische formatiën).

< >