tiroler vrijheidsheld, geb. 22 Nov. 1767 te St. Leonhard in het Passeierdal, was eerst wijn- en veehandelaar, en later herbergier van de herberg Am Sande in zijn geboorteplaats (vandaar zijn bijnaam Sandwirt), welke herberg vroeger door zijn vader bestuurd was.
Hij nam deel aan de oorlogen van 1796—1805 tegen Frankrijk, en toen in 1808 Oostenrijk zich voorbereidde om den strijd te hervatten, was H. een dergenen die door aartshertog Johan naar Weenen werden ontboden, waar hun een door von Hormayr ontworpen plan tot een volksopstand ter bevrijding des lands van de Franschen werd voorgelegd. De opstand, die 9 April 1809 uitbrak, slaagde volkomen. Een treffen van H.’s afdeeling met de Beierschen nabij Sterzing (11 Apr.), waarin H. de overwinning behaalde, maakte zijn naam snel bekend en toen na de nederlaag van Chasteler bij Wörgl (13 Mei) de Beierschen Tirol heroverden en de meeste oostenrijksche troepen aftrokken, nam H. de leiding van de verdediging over; hij leverde den Beierschen eenige dagen later (25 en 29 Mei) tweemaal slag, beide keeren aan den berg Isel, en de vijanden, telkens verslagen, zagen zich genoodzaakt eerst Innsbruck en weinig later geheel Tirol te ontruimen. Kort daarop werd ook de in Trient belegerde graaf von Deiningen ontzet. Reeds maakte H. aanstalten om de troepen bij te springen die poogden Klagenfurt in te nemen en zoo de gemeenschap tusschen Tirol en de binnenste provinciën van het keizerrijk te herstellen, toen Oostenrijk na de nederlaag bij Wagram den wapenstilstand van Znaim (12 Juli) sloot, krachtens welke Tirol en Vorarlberg door de Oostenrijkers ontruimd moesten worden. H., in de meening dat gedurende het bestand alles in denzelfden toestand zou blijven, liet aanvankelijk de wapens rusten.
Toen echter generaal Lefebvre met 40.000 man Tirol binnenrukte, riep H. het geheele tirolsche voïk op tot verweer. P. Mayr, eveneens herbergier, en de kapucijnen Haspinger en Speckbacher trokken aan het hoofd van een talrijke schare patriotten den vijand tegemoet, terwijl H., bij het beiersche „amnestie”-patent voor vogelvrij verklaard, zich in het Passeierdal in hinderlaag legde. Eerstgenoemden vernietigden op 4 en 5 Aug. in de rotskloven van het Eisackdal een regiment Saksers, en toen ook H. op het tooneel van den strijd verscheen, zag Lefebvre zich genoodzaakt tot den terugtocht; op de nieuwe nederlaag aan den berg Isel (13 Aug.) verliet het bezettingsleger het land. H. voerde nu het militair- en burgerlijk bewind tot aan den vrede van Weenen (14 Oct.), waarbij Oostenrijk afstand deed van Tirol; H. bood alsnu wel den onderkoning Eugène Beauharnais zijn onderwerping aan, doch hervatte, door valsche overwinningsberichten en geruchten omtrent de nadering van een oostenrijksch leger misleid, onmiddellijk daarop de vijandelijkheden. Ditmaal werden de Tirolers overal geslagen en op 1 Nov. gaven zij het verzet op.
De overwinnaars zochten nu allereerst H. en stelden, toen zij hem niet vonden, een prijs op zijn hoofd; een boer, Raffl geheeten, verried daarop zijn schuilplaats, een alpenhut in het hooggebergte, te midden van ijs en sneeuw. 28 Jan. 1810 gevangen genomen, werd hij naar Mantua gebracht en hier 20 Febr. gefusileerd. Hij ging moedig den dood in, weigerde zich te laten blinddoeken en kommandeerde zelf vuur. Hij werd te Mantua begraven; zijn gebeente werd in Jan. 1823 opgegraven en bijgezet in de hofkerk (Franciscanerkerk) te Innsbruck; op zijn nieuw graf werd in 1834 een marmeren standbeeld geplaatst en 28 Sept. 1893 werd op den berg Isel een tweede standbeeld (van Natter) voor hem opgericht. Zijn nagelaten betrekkingen werden in 1818 door den keizer voor het verlies van hun goederen schadeloos gesteld.