Griekse lierdichter uit Teos, een havenstad in Ionië. Hij had den manlijken leeftijd bereikt ten tijde dat Harpagus, veldheer van Cyrus, Ionië ten onder bracht, 540 v.
C., en begaf zich toen naar Samos aan het hof van Polycrates, waar hij tot aan den dood van den tyran bleef (522 v. C.) Vandaar begaf hij zich, reeds op hoogen leeftijd, op uitnoodiging van Hipparchus naar Athene en hield zich daar aan het hof der Pisistratiden op tot hun val; werwaarts A. toen is gegaan is onzeker; volgens sommigen vestigde hij zich te Teos, zijn geboortèplaats, verliet deze stad weer na den opstand der Ioniërs tegen Darius onder Histiaeus, en koos Abdera tot zijn verblijfplaats, waar hij volgens de legende op 85 jarigen leeftijd in een wijndruif zou zijn gestikt. Na zijn dood werd hem groote eer bewezen; de stad Teos vóórzag hare munten met zijn beeldenaar, Athene richtte voor hem een standbeeld op en plaatste dit in den acropolis enz. De poëzie van A. *is luchtig en los, zonder diepte van gedachte of van gevoel, zonder verhevenheid of vuur; liefde en wijn, dans en vermaak en zingenot zijn de lievelings- onder werpen zijner muze; slechts een klein getal zijner zangen is bewaard gebleven; zijn taal is eenvoudig, staat bijna gelijk met proza, neemt geen hooge vlucht, doch munt uit door bevalligheid. Al zijn zangen zijn geschreven in het Ionisch dialect. Van de zoog. Anacreontische zangen zijn slechts enkelen onbetwistbaar echt.