Gepubliceerd op 19-01-2021

Agnes

betekenis & definitie

gravin van Orlamünde, de „Witte vrouw” van het vorstenhuis Hohenzollern, volgens de sage afstammelinge uit het hertogelijk geslacht Meran en gemalin van graaf Otto van Orlamünde (1293), wien zij twee kinderen schonk; na den dood haars gemaals ontstonden liefdesbetrekkingen tusschen haar en burggraaf Albrecht den Schoone van Neurenberg (overl. 1361); zij leefden een tijdlang tezamen op den Piassenburg, bij Kulmbach; een gezegde van Albrecht, namelijk dat het hem onmogelijk was haar te huwen zoolang zekere vier oogen nog op hen waren gericht (waarmee hij zijn ouders bedoelde) werd door Agnes verkeerd opgevat en noopte haar hare beide kinderen te dooden, waarop Albrecht met afschuw voor haar werd vervuld en haar verstiet; Agnes deed een pelgrimstocht naar Rome en stichtte het klooster te Himmelskron, niet ver van Berneck; zij werd gevangen genomen, stierf kort daarop en werd bij hare kinderen en bij Albert den Schoone in het door haar gestichte klooster begraven. Sinds spookt zij als „witte vrouw” rond en verschijnt aan den vooravond van voor het huis Hohenzollern belangrijke gebeurtenissen aan de leden daarvan.

Deze sage mist echter alle historische waarde. De gemalin van graaf Otto van Orlamünde heette Beatrix en deze was de zuster der grootmoeder van Albrecht den Schoone. Een andere gravin van Orlamünde en tijdgenoote van Albrecht was Kunegonde, landgravin van Leuchtenberg, gemalin van graaf Otto V van Orlamünde, welke omstreeks 1342 het te Himmelskron reeds ongeveer een halve eeuw bestaande klooster zeer begunstigde, doch deze gravin Orlamünde stierf kinderloos. Een derde gravin Orlamünde en tijdgenoote van Albrecht den Schoone was de weduwe van den graaf van Orlamünde; doch hare kinderen waren nog in leven toen Albrecht de Schoone in 1342 met gravin Sophia van Henneberg een huwelijk aanging. Bovendien rust Albrecht’s gebeente in het klooster Heilsbron bij Ansbach.

< >