Gepubliceerd op 19-01-2021

Afloopen

betekenis & definitie

scheepsb. (Fr.: lancer un vaisseau a Peau; Duitsch: ablaufen; Eng.: to launch). Men brengt een schip te water zoodra de kiel volbouwd is en nadat de voornaamste dekken reeds gelegd zijn; het te water brengen vergt veel van het verband en moet met groote zorgvuldigheid geschieden, tijdens den hoogstmogelijken waterstand; zijn de omstandigheden gunstig en wordt het schip in staat gekeurd om van stapel te loopen, „dan worden (nadat de voorbereidende werkzaamheden, zooals het opleggen, het van de stapelblokken lichten enz., bezorgd zijn) de slagbedden met een mengsel van vet en groene zeep ingesmeerd, en tegen de keg waarop de klink staat, een rammei geplaatst en ook een aan iedere zijde van het schip, kort aan den achtersteven, om aldaar op twee tegen elkander staande wiggen te werken.

De stuitbalken, waartegen het schip loopen moet, worden in het water gelegd en aan sparren vastgemaakt; vóór tegen den steven brengt, men een stuk hout om deze voor beschadiging tegen de stuitbalken te beveiligen. Het water hoog zijnde, begint men van voren, aan beide zijden van het schip, de schoren weg te slaan, doch laat aan iedere zijde, ongeveer onder de bezaansrust, twee of drie staan, die bij; den voortgang van het schip wegvallen, en valschoren worden genoemd; het schip nu genoegzaam geheel op de kiel staande, en met de kim even op de slagbedding leunende, wordt het kloofblok (saamgesteld uit verscheidene plankjes, door een ijzeren band verbonden), dat voor onder den steven staat, weggekloofd, waarna het schip geheel op smeer staat, en op de smeerstukken gehouden wordt. Alsmi geeft men het teeken om de klink weg te rammeien, hetgeen geschiedt door een der wiggen, waarop dezelve rust, terug te slaan,, waarna de klink dadelijk valt, en het schip, nu geheel aan zich zelven overgelaten, gewoonlijk dadelijk vooruitschuift; gebeurt dit niet, dan wordt hetzelve door de achterkeggey met enkele rammelslagen opgeramd, totdat er eenige beweging in komt, het schip voorwaarts begint te loopen, en met toenemende snelheid statig in het water loopt, de vloeistof als brandingen voorstootende, zoodra het er met de borst in duikt, den kop verheffende, als het gat van de werf valt, waarna het dadelijk op de stuitbalken loopt, die de vaart stuiten. Het schip is alsdan veilig te water gebracht.”