Wat is de betekenis van Afloopen?

2024-03-29
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Afloopen

gebruikelijke term voor het te water laten of van stapel loopen van een schip. Om dit te bewerkstelligen worden de schepen gebouwd op een naar liet water gerichte helling van ongeveer 6 procent en met den achtersteven naar het water gericht. Houten schepen liet men glijden op de kiel over daaronder aangebrachte met talk en zeep besmeerde houten got...

2024-03-29
Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Afloopen

Afloopen - van een schip (scheepsb.), zie SCHEEPSHELLING.

2024-03-29
Vivat's Geïllustreerde Encyclopedie

J. Kramer (1908)

Afloopen

scheepsb. (Fr.: lancer un vaisseau a Peau; Duitsch: ablaufen; Eng.: to launch). Men brengt een schip te water zoodra de kiel volbouwd is en nadat de voornaamste dekken reeds gelegd zijn; het te water brengen vergt veel van het verband en moet met groote zorgvuldigheid geschieden, tijdens den hoogstmogelijken waterstand; zijn de omstandigheden gunst...

2024-03-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Afloopen

AFLOOPEN, (liep af, is en heeft afgeloopen), (met zijn) (van een mensch of dier) zich verwijderen, wegloopen; van de plaats waar — of van een persoon of een voorwerp waarbij — men zich bevindt: die lastige kinderen loopen steeds van het dienstmeisje af; de leerlingen mogen niet van hunne plaats afloopen; van zijn werk afloopen; de schi...

2024-03-29
Zeemans woordenboek

Jacob van Lennep (1865)

Afloopen

o.w. 1. Van stapel loopen. Zie stapel. Spreekwijze: Hoe zal het afloopen? Dat Loopt goed Af (Wat zal de uitslag zijn? Die uitkomst is voorspoedig). Het afloopen van een schip is namelijk altijd een hachlijke zaak, aan het goed slagen waarvan vrij wat gelegen is. Het wel afloopen van het scheepjen is van ouds her de dronk, aan een vrouw toegebrach...