egels, zoogdierfamilie van de onderklasse der Monodelphen, Mammalid placentalia s. monodelphia, van de orde der Insecteneters, Insectivora; de leden of soorten dezer familie worden gekenmerkt door hun met stekels en korte haren bezette huid, hun korte pootjes met gewoonlijk vijf, bij uitzondering vier teenen, het geheel of bijna geheel ontbreken van een staart, en door hun korten snoet. Zij gaan des nachts op voedsel uit, bestaande uit insecten en andere kleine dieren, vooral muizen.
Tandstelsel:
3 + 0 + (4 + 3)
3 + 0 + ( 2 + 3)
De familie der A. is beperkt tot het oostelijk halfrond; in Frankrijk en Duitschland zijn overblijfselen van soorten dezer familie gevonden in gronden van het middelste tertiaire tijdvak.
Geslachten: Erinaceus L.; Centetes LIL; Ericulus Geoffr.; Echinogale Wagn.