de Steuren, vischfamilie van de onderklasse der Glansschubbigen, Ganoidei; het langgerekt lichaam der visschen van deze familie is bedekt met vijf rijen beonige schilden; eene rij daarvan loopt over den rug, twee rijen loop en langs de zijden, en twee over de buikvlakte; de vorm dezer schilden is verschillend bij de onderscheidene soorten, maar ook op verschillende leeftijden der individuen; de vierhoekige kop is gedekt met een gesloten pantser van schilden; de kop eindigt in een bij sommige soorten zeer spitsen snoet; aan het einde daarvan bevinden zich vier baarddraadjes; de mond is geheel tandeloos; geen stralen in het kieuwdekselvlies; aan de binnenzijde van het kieuwdeksel bevindt zich een bijkieuw, en aan den bovenrand aan weerszijden een klein adem- of spuigat; alle vinnen hebben dichtbijeenstaande gelede stralen, de eerste straal der borstvinnen is alleen een beemstraal; de rugvin is geplaatst ongeveer tegenover de aarsvin; de staartvin is heterocerk; de bovenste lob der staartvin is aanmerkelijk langer dan die' onderste; zwemblaas aanwezig; deze is groot en enkelvoudig, en opent zich met een luchtbuis in de maag; de eileiders en de pisbuizen monden uit in een gemeenschappelijk uitloozingskanaal. Het voedsel der Steuren bestaat uit wormen, weekdieren, en hoewel ze tandeloos zijn, zelfs uit visschen, watervogels enz.
De meeste soorten zijn verbazend sterk en zeer vraatzuchtig. Den winter brengen zij, met den kop in de modder gedoken, aan de monden der rivieren, slapende door; zij bewonen de zeeën van het noordelijk halfrond, doch zwemmen jaarlijks de rivieren op en houden daarin geruimen tijd hun verblijf. Voorn, geslachten: Acipenser L., Scaphirhynchus Heck.