ZWALP, m. (-en), gulp, golf: een zwalp zeewater; (zeew.) een der grenen ribben die in de klamaaien rusten en dienen om de dekdeelen te steunen;
— (waterb.) vierkant bezaagde balk, 20 à 25 c.M. breed en 25 à 30 c.M. dik: vlak boven de kespen op den houten sluisvloer zijn zwalpen aangebracht die 75 tot 100 c.M. in de muren grijpen.