ZURING, v. een plantengeslacht (rumex), tot de familie der veelknoopigen behoorende, waarvan 13 soorten in Nederland voorkomen: de zeezuring, moeraszuring, stompbladige zuring, gestropte zuring, bloedroods zuring of bloedkruid, paardenzuring, groote zuring, veldzuring, gekrulde zuring, waterzuring, blauwachtige zuring, wilde of gewone zuring en zuurkruid of zurkel;
— de stengel en de blaadjes smaken zuur;
— inz. de gewone zuring : zuring koopen, schoonmaken, smelten;
— bereide zuring; wij eten vanmiddag zuring.