ZODENBED, o. (-den), bed, laag van zoden;
...BRANDEN, o. het branden der zoden op slecht veenachtig grasland, gew. ook roppen geheeten;
...ERTS, o.
.... IJZERSTEEN, o. ijzeroer dat in weiden voorkomt;
...PLAKKER, m. (-s), zwaar vierkant stuk hout, schuin aan een steel verbonden, om gelegde graszoden vast te slaan;
...PLOEG, m. (-en), (landb.) een werktuig tot het zodensteken dienstig, zijnde een mes, dat schuin door een van onderen eenigszins gebogen esschen steel steekt;
...RAND, m. rand van zoden om een tuinbed;
...SNIJDER, m. (-s), zodenploeg;
...SPADE, v. (-n), spade om graszoden te steken;
...WERK, o.