VEENPLAATS - v. (-en), veenderij; veenkolonie;
...PLAS, m. (-sen), plas door uitvening ontstaan;
...PLUIS, o. (plantk.) (gew.) smalbladig wollegras;
...POLDER, m. (-s), polder die uitgeveend wordt;
...PUIT, m. (-en), eene soort van paling; (fig., scherts.) veenboer;
...PUT, m. (-ten), put waaruit men veen graaft;
...ROE, v.,
...ROEDE v. (-n), eene veenmaat, 4 M. in ’t vierkant;
...ROOK, m. veendamp;
...SLIJK, v. veenbagger;
...STEKER, m. (-s), iem. die veen riemt of steekt:
...TENT, v. (-en), tent waarin de baggelaars gedurende den trektijd wonen;
...TRAPPER, m. (-s), iem. die het uitgebaggerde veen vast in elkander moet trappen;
...VERSCHUIVING, v. (-en), verschuiving eener laag hoogveen naar lagere gronden;.. .VORMING, v. het vormen van veen door de gedeeltelijke verkoling der van de lucht afgesloten planten;
...VOS, m. vsen), (Zuidn.) veenboer, boer;
...WATER. o. veenpias;
...WERKER, m(-s),
...WERKSTER, v. (-s), turfmaker, -maakster;
...WERKZAAMHEDEN, v. mv. veenarbeid;
...WORTEL, v. (plantk.) eene soort van duizendknoop, ook wilde wilg en papenkruid geheeten die zoowel in het water als op het land tiert (polygonum amphibium);
...ZUUR, o. zure vloeistof die bij de veenvorming ontstaat: het veenzuur bedreigt ernstig de toekomst van het Haagsche bosch.