Het begrip schoor heeft 3 verschillende betekenissen:
1. schoor - SCHOOR - m. (schoren), aangespoeld land, schor.
2. schoor - SCHOOR - m. (schoren), steun, steunsel onder iets geplaatst opdat het niet valle, afbreke enz.; inz. paal in schuine richting onder iets gezet: schoren tegen een muur, onder een zwaarbeladen tak van een vruchtboom zetten;
— (zeew.) steunbalk, stijl, stut waarmede een schip op stapel gesteund wordt: de schoren wegnemen, wegslaan;
— (diev.) rommel, werktuigen. SCHOORTJE, o. (-s), kleine stut.
3. schoor - SCHOOR - bw. schrap, vast: zich schoor zetten;
— (diev.) schore boel, gestolen goed.