Werkwoorden vervoegen
scheren (andere betekenissen)
Tegenwoordige tijd scheren
Ik scheer
Jij scheert
scheer jij?
U scheert
Hij/Zij/Het scheert
Wij scheren
Jullie scheren
Zij scheren
Verleden tijd van scheren
Ik schoor
Jij/U schoor
Hij/Zij/Het schoor
Wij schoren
Jullie schoren
Zij schoren
Voltooid deelwoord van scheren
geschoren
Tegenwoordig deelwoord van scheren
scherend
schoren
Tegenwoordige tijd scheren
Ik schoor
Jij schoort
schoor jij?
U schoort
Hij/Zij/Het schoort
Wij schoren
Jullie schoren
Zij schoren
Verleden tijd van scheren
Ik schoorde
Jij/U schoorde
Hij/Zij/Het schoorde
Wij schoorden
Jullie schoorden
Zij schoorden
Voltooid deelwoord van scheren
geschoord
Tegenwoordig deelwoord van scheren
schorend