Ploertachtig bn. bw. (-er, -st), als een ploert, liederlijk, gemeen, laag: zich ploertachtig gedragen, aanstellen; dat is eene ploertachtige streek van je;
— kleinburgerlijk, bekrompen, alledaagsch : ploertachtige ideeën hebben; een ploertachtige stijl.
PLOERTACHTIGHEID, v. (...heden).