Opschoonen (schoonde op, heeft opgeschoond), (gew.) schoonmaken, reinigen: een uurwerk opschoonen; de sloot opschoonen; (fig.) den boel opschoonen, een verwarden boel door doortastende maatregelen in orde brengen;
— (gew.) ‘t weertje schoont op, klaart op, wordt beter.