Oosterling m. (-en), (hist.) een inboorling van Oostland, inz. een inwoner eener Hanzestad: Brabanders en Vlamingen, zelfs Oosterlingen bezochten de Dortsche markt;
— een inboorling van Azië: een Oosterling met een gelen tulband op het hoofd; (soms) een Nederlander die in de Oost woont of gewoond heeft;
— (gew.) een Oost-Vlaming.