(spoelde om, heeft omgespoeld), aan alle kanten spoelen, schoonmaken met water: kopjes, glazen, vaten omspoelen; hebt ge den theepot wel goed omgespoeld ?; omverwerpen door er tegen aan te spoelen, door de werking van den spoelenden golfslag doen omvallen of instorten : de zee spoelt dijken en dammen om; de woedende stroom spoelde huizen en schuren om;
— (omspoelde, heeft om spoeld), spoelend omgeven, rondom bespoelen : de stroom omspoelde ons huis. OMSPOELING, o. (-en), het omspoelen.