Het begrip lei heeft 3 verschillende betekenissen:
1. lei - LEI, o. zeker donkergrijs, dunbladerig gesteente, bestaande uit klei met kleine glimmerplaatjes en kwartskorreltjes;
— v. (-en), leien plaat, waarmede de daken (van kerken en andere groote gebouwen) gedekt worden of die, in eene lijst gevat, dient om op te schrijven met eene griffel op de lei schrijven; (fig.) iets op de lei schrijven of zetten, aanteekenen, wanneer er niet contant betaald wordt; (ook) er nog niet op rekenen;
— eene schoone lei bij iem. hebben, weinig of niets schuldig zijn; (ook) niets op zijn kerfstok ten opzichte van hem hebben;
— (w. g.) eene goede lei bij iem. hebben, kosteloos kost en inwoning bij iem. hebben;
— zoo blauw als eene lei zijn, blauwachtig wit zien van benauwdheid;
— leien noemt men in België schaliën; elders geeft men alleen aan de dakleien dezen naam. LEITJE, o. (-s).
2. lei - LEI, v. (-en), (Zuidn.) waterleiding; doorgang; laan; wandeling.
3. lei - LEI, (als achtervoegsel) manier, soort.
