KRUISSCHOOR, m. (...schoren), schoor tusschen de dakgebinten, wanneer het dak aan sterke winden is blootgesteld;
...SJORRING, v. (zeew. kruising kruisbindsel; ...SLEUTEL, m. (-s), sleutel waarvan de baard eene kruisvormige insnijding heeft;
...SNAVEL, m. (-s), (nat. hist.) kruisbek; zekere vogel, die zich in de bosschen ophoudt en zich met zaden voedt;
...SNEDE, v. (-n), (heelk.) kruisvormige insnijding;
...SPIN, v. (-nen). (nat. hist.) eene welbekende spin, welke tot de familie der wielspinners van de orde der spinnen behoort (epexra diadema);
...SPRONG m. (-en), (dans.);
...STAF, m. (...staven), een lange staf met een kruiser boven op;
...STEEK, m. (...steken), (naaist. kleerm.) waarbij de draad kruiselings komt te liggen, flanelsteek; touwverbinding in kruisvorm;
...STEEN, m. (-en), als voorwerpen, v. gmv. als stofn. holspaat, zie aldaar;
...STENG, v. (-en), (scheepst.) steng van den bezaansmast;
...STRAAT v. (...straten), viersprong, kruisweg;
...STRAF v doodstraf aan het kruis;
...STREEP, v. (...strepen), (grav.) die bij kopergravures kruisgewijze over de eerste streep loopt:
...STUK, o. (-ken), nierstuk van een schaap; hartstuk (bij wissels).