Schoren
(Barg.) goederen, voorwerpen van alle aard; schore boel: gestolen goederen.
Van Dale Uitgevers (1950)
(schoorde, heeft geschoord), met of als met een schoor stutten, steunen, schragen; een muur, een boom, een schip schoren ; ook fig.
Professor Henry Roskam (1949)
goederen, in tegenstelling met geld. Daar is geen poen te vinden, willen we 't schoren maar meenemen? Gejatte schoren, gestolen goederen. Een kist schoren, een baal goederen. Goeie schoren. Op de schoren tippelen, uitgaan op diefstal van onbeheerdstaande goederen.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: