m. (-s), hij, die knijpt; vrek; een knijpend voorwerp: de knijpers van eene kreeft, de scharen;
— gedeeltelijk gespleten houtje om waschgoed op eene drooglijn vast te klemmen;
— omgebogen ijzerdraadje om eenige papieren op elkander vast te klemmen;
— (gew.) hij zit in de knijpers, zie knijp.