Gepubliceerd op 13-09-2018

Karkas

betekenis & definitie

. (-sen), geraamte, rif, de ontvleesde, maar nog samenhangende beenderen van een dierlijk lichaam;

— op zijn karkas krijgen, slaag krijgen;
dun koper- of ijzerdraad, met garen omwoeld (in vrouwenkapertjes);
—ijzeren geraamte van een brandkogel.

< >