HERVORMEN, (hervormde, heeft hervormd), iets een nieuwen vorm geven, het veranderen, verbeteren (inz. gezegd van de Reformatie der R. K. kerk) de kerk hervormen;
— (ook) reorganiseeren het leger (het tooneel, eene maatschappij enz.) hervormen. HERVORMER, m. (-s), die hervormt: Luther, de groote hervormer; Lycurgus was de hervormer van Sparta.