GEKRUIND, bn. (w. g.) (van personen, inz. katholieke priesters en monniken) eene geschoren priesterkruin hebbende;
— (van verschillende voorwerpen, inz. van boomen) een kruin, een top hebbende, of wel, zoodanigen top hebbende ais in de bepaling is uitgedrukt; een statig gekruinde eik.