GEDROCHTELIJKHEID, v. wanstaltigheid, misvormdheid, wanschapenheid, monsterachtigheid: de gedrochtelijkheid eener teekening;
—, (...heden), iets dat gedrochtelijk of monsterachtig is of als zoodanig wordt voorgesteld, inz. eene hoedanigheid, eigenschap, karaktertrek enz., die van den als ‘t ware misvormden geest of wonderlijk vreemden aanleg getuigt.