FRONTISPICE, o. (-n), FRONTISPIES, o. (-en), voorstuk, voorgevel;
— (bouwk.) kroonlijst op het kalf, het tympanon met de beide gevellijsten, maakt het meest kenmerkende deel van den geheelen bouw uit;
— titelblad van een boek: het frontispice van het werk (doorgaans met een vignet).