FLAGEOLET, v. (-ten), octaaffluitje; hoogfluit: eene soort van bekfluit van ivoor, palm- of ebbenhout; (op orgels) een open register dat de tonen der flageoletfluit nabootst;
—BLAZER,
—SPELER, m. (-s);
—TOON, m. (...tonen), bekfluittoon; toon als die eener flageolet, welke op de viool enz. voortgebracht wordt, door de snaar onder het toongeven in de eerste harer trilknoopen slechts even aan te raken.