ESPRIT, (Fr.) m. (-s), geest (als tegenovergestelde van domheid);
— bel-esprit, fraai vernuft;
— esprit de clocher, kleingeestige bekrompenheid, dorps-kleingeestigheid;
— esprit de corps, kameraadschappelijke geest, nauwe geestelijke aaneensluiting der leden van een corps enz., korpsgeest;
— esprits, oplossingen van etherische oliën in alcohol.