Definities van Groot woordenboek der Nederlandsche taal in de Ensie B
- Bijkegel
- Bijkelk
- Bijker
- Bijkerk
- Bijkomen
- Bijkomst
- Bijkomstig
- Bijkoopen
- Bijkrabbelen
- Bijkrijgen
- Bijkroon
- Bijkruipen
- Bijl
- Bijlaan
- Bijlage
- Bijlander
- Bijlandig
- Bijlappen
- Bijlbrief
- Bijlbundel
- Bijldrager
- Bijlegbaar
- Bijleggen
- Bijlegger
- Bijleman
- Bijlhamer
- Bijlhouwer
- Bijlichten
- Bijliggen
- Bijliggend
- Bijlmes
- Bijloop
- Bijloopen
- Bijlooper
- Bijltje
- Bijmaan
- Bijmaken
- Bijmengen
- Bijmengsel
- Bijmetselen
- Bijmiddel
- Bijnaaien
- Bijnaam
- Bijnemen
- Bijnerf
- Bijomstandigheid
- Bijoogen
- Bijoogmerk
- Bijoorzaak
- Bijou
- Bijpaard
- Bijpad
- Bijpassen
- Bijplaneet
- Bijpleisteren
- Bijpost
- Bijprijs
- Bijproduct
- Bijraspen
- Bijrekenen
- Bijrivier
- Bijroepen
- Bijronden
- Bijschaduw
- Bijschaduwen
- Bijschaven
- Bijschenken
- Bijscherm
- Bijscherpen
- Bijschieten
- Bijschikken
- Bijschikkend
- Bijschilderen
- Bijschoffelen
- Bijschrapen
- Bijschrift
- Bijschrijven
- Bijschuiven
- Bijslaap
- Bijslaapster
- Bijslag
- Bijslapen
- Bijslechten
- Bijsleepen
- Bijslijpen
- Bijsmaak
- Bijsmeden
- Bijsmelten
- Bijsmeren
- Bijsmijten
- Bijsnijden
- Bijsnuiten
- Bijspelen
- Bijspijkeren
- Bijspreuk
- Bijspreukig
- Bijspringen
- Bijstaan
- Bijstand
- Bijstander