BOGENBRUG, v. (-gen), boogbrug;
...GANG, v. (-en), smalle min of meer lange gang, aan beide zijden met scheerhagen beplant en van boven verwulfsgewijze overgroeid;
...MAKER, m. (-s), iem. wiens beroep het is, bogen te maken;
...STEUN, m. (-en), steun van bruggebogen.