Gepubliceerd op 31-08-2018

AFZOENEN

betekenis & definitie

Afzoenen (zoende af, heeft en is afgezoend), door zoenen wegnemen de tranen van iemands wangen afzoenen;

— het nieuwtje, de aardigheid, de frischheid van een meisje afzoenen, zoo lang zoenen, dat er het nieuwtje, de aardigheid of de frischheid af is;
— (eene vrouw) door veelvuldig zoenen en soortgelijke liefkoozingen in den toestand brengen dat er de frischheid af is, dat zij voor een ander niets begeerlijks meer heeft: hij had geen lust het met de afgezoende van een ander aan te leggen; (de herinnering aan eene kleine oneenigheid of onaangename bejegening) door het geven van een zoen uitwisschen een twist tusschen twee gelieven wordt spoedig afgezoend; kom, laten wij het maar afzoenen en vergeten;
— iem. afzoenen, hem door een kus weder met zich verzoenen kom, zoen uw zusje af, en beloof haar niet weder te pingen;
— zich afzoenen, zich door langdurig zoenen afmatten hij had zich zoo afgezoend, dat hij niet meer kon. AFZOENING, v.

< >