Gepubliceerd op 30-08-2018

Afsleepen

betekenis & definitie

AFSLEEPEN, (sleepte af, heeft afgesleept), (voorwerpen en personen die zich op of bij iets bevinden) verwijderen door te sleepen, over den grond voort te trekken : sleep die balen wat van den kant af: ze mochten eens in het water rollen; ze sleepten een dronken man van dm slootkant af;

— zware voorwerpen met veel moeite van de eene plaats naar de andere dragen : de voerman had de koffers maar op den grond neergezet en was weggereden; ik heb alles alleen van de straat moeten afsleepen;
— (lange vrouwenkleederen die langs den grond slepen) verslijten door er veel mede te loopen en ze daarbij te laten slepen;
— tot het laatst toe afdragen : ’t is een heel oude japon die ik in huis nog afsleep; die jongen sleept wat kleeren af;
— naar beneden sleepen : als gij die kist niet dragen kunt, sleep ze dan maar de trappen af; de jongens sleepten elkander bij de beenen de duinen (of van de duinen) af;
— ook van sleepbooten die vaartuigen en vlotten stroomafwaarts sleepen : alle kolenschepen worden den Rijn afgesleept;
— (fig. dicht.) dwingen stroomafwaarts te stevenen;
— van eene hoogte naar beneden dragen of torsen (met het bijdenkbeeld dat het een zwaar of lastig werk is): de boeken stonden op zolder; ik heb ze alle af moeten sleepen.

< >