I. bn., onvolkomen, verkeerd; schadelijk, nutteloos, slecht; de wanne kant van het hout, de wankant; — (gew.) een wantte zak, die niet vol is ; een wanne fles, die aangebroken is; — een wanne baal, die ,,spilt”, die lek is ;
II. zn. o. (-nen),
1. (zeew.) lek, lekkage ;
2. lege ruimte in een ton, ontstaan door het krimpen van de inhoud ;
3. holte in de wankant van hout welke niet kan weggenomen worden zonder het hout in omtrek te doen verliezen ;
4. ijzer waaraan in ’t midden een lijn is vastgemaakt, dienende om in het spongat van ledige vaten te steken en die daarmee op te hijsen.