Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Vis-a-vis

betekenis & definitie

(Fr.),

I. bw., recht tegenover;

II. zn.

1.(gemeensl.) die tegenover een ander is geplaatst;
2.(v.) rijtuig met twee zitbanken tegenover elkaar;
3.v. en o., (muz.) dubbel clavecimbel, t.w. met twee toetsenborden tegenover elkaar, in de 17de en 18de e. in gebruik.