v. (-en),
1. het verstrooien ; verspreiding, uiteendrijving;
2. het verstrooid-zijn, inz. de verstrooiing der Joden, het tussen andersdenkenden verspreid wonen (diaspora): de twaalf stammen die in de verstrooiing zijn (Jac. 1:1);
3. afdwaling van de geest;
4. afleiding, ontspanning: verstrooiing zoeken ; ter verstrooiing.