Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Vandaan

betekenis & definitie

bw.,

1. bij de aanduiding van een zaak, persoon of plaats waar men zich van verwijdert; weg van : hij heeft niet de moed om er vandaan te gaan ; ze gingen om twaalf uur bij mij vandaan ;
2. bij de aanduiding van de plaats vanwaar iets of iem. komt, voorafgegaan door een bw. of door een voorzotselbep. : uit : kom uit je kooi vandaan ; — (fig.) waar haal je dat vandaan? hoe kom je daaraan ? hoe verzin je dat ?
3. bij de aanduiding van de plaats van herkomst: ergens vandaan komen ; hij is van Leiden vandaan ;
4. bij de aanduiding van de plaats vanwaar een handeling uitgaat: je moet het zo aanleggen, dat het nergens vandaan gezien kan worden ;
5. bij de aanduiding van een positie die van iets of iem. anders verwijderd is, op een bep. afstand van iets of iem. gelegen is ; — (voorafgegaan door een bw., er, daar enz.) verwijderd, weg van : is Bergen-op-Zoom hier ver vandaan? hij is hier al lang vandaan ; — (voorafgegaan door het vz. van gevolgd door een zn. of vn.) verwijderd, weg: ik kon niet langer van je vandaan blijven.