(schroefde toe, heeft toegeschroefd),
1. met schroeven sluiten; inz. fig. van het hart, de keel enz. bij een hevige gemoedsaandoening, soms zo dat het iem. onmogelijk wordt zich te uiten: haar hart verstijfde van schrik; zij wou gillen, maar haar keel was toegeschrooefd;
2. (delen van een voorwerp) door een schroevende beweging doen aansluiten; aandraaien, aanschroeven: de boeien toeschroeven;
3. samendrukken, dichtknijpen: de ijzeren greep van de waanzinnige schroefde hem de keel toe.