(suisde, heeft gesuisd),
1. een zacht blazend geluid maken : het gas suist in de lamp ; — zacht ruisen : het windje suist in de bladeren; de bomen suizen; — als subjectief geluid : mijn oren suizen, tuiten ; — zingen (van water voor het kookt);
2. een geluid maken als onder 1. tengevolge van snelle beweging en vand. voor zich zeer snel bewegen : suizende wieken ; in suizende vaart-, de auto suisde voorbij.