bn. (alleen praedicatief gebruikt), aan stukken, gebroken, kapot: het speelgoed is stuk; het viel stuk; een boek stuk lezen; zijn voeten stuk lopen — ook in de zin van niet functionnerend: de klok, de machine is stuk [Opm. Stuk wordt vaak met het ww. aaneengeschreven, b.v. stukbijten, stukrijden, stukscheuren, stukvriezen enz.].
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk