Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Strippen

betekenis & definitie

(stripte, heeft gestript),

1. tabaksblaren van de hoofdnerf ontdoen;
2. (iets) tussen duim en wijsvinger doorhalen: vlas strippen; — (met verwisseling van object) bessen strippen, rissen;
3. melken met duim en wijsvinger : strippen geschiedt wanneer de speen te klein is voor de volle hand ;
4. met de vingers of met enig voorwerp langs iets gaan om het glad te strijken enz. : ze stripte de vingers van haar haastig aangetrokken handschoenen glad;
5. (bij het naaien) met een naald of speld plooien inkrassen, die eerst met een rijgdraad in de stof geregen zijn: fijne plooitjes strippen in een muts ;
6. (viss.) de ingewanden van schelvis,, kabeljauw en platvis verwijderen (bij haring spreekt men van kaken): de Hollandse vissers zijn bekend om hun zorgvuldig strippen;
7. (in de bokkingrokerij) de gespeten haringen aan de takken naast elkaar zodanig schikken, dat ze niet over elkaar komen te hangen;
8. (Zuidn., balspel) een bal zó slaan dat hij laag langs de grond vliegt, waardoor hij moeilijk te raken is.